De 39-jarige Rahmawati, die zichzelf ook wel Hetty noemt, woont bijzonder afgelegen op een, ook al afgelegen, Indonesisch eiland. Terwijl de regen met bakken uit de hemel komt, bereiken we haar huis via tal van kronkelweggetjes. Het meest in het oog springend is het felblauwe winkeltje, dat naast haar woning in aanbouw is. Daarin verkoopt ze – nu al – onder meer eieren, meel, rijst en shampoo en zo nu en dan kuikens, mocht dat zo uitkomen.
Als je voor haar huis staat, zie je direct daarachter hoge bergen verrijzen. De kokosbomen op de bergen springen meteen in het oog, daaronder de nootmuskaatbomen. Op één van die bergen staan de nootmuskaatbomen van Hetty – zo’n 200 stuks. Het land en de bomen erfden Hetty en haar man van zijn ouders. “Zelf kom ik ook uit een nootmuskaatfamilie”, vertelt ze, als we op plastic stoelen onder het afdakje voor haar huis gaan zitten, “dus ik leerde als kind al van mijn ouders hoe je goede nootmuskaat verbouwt – wanneer die nog even moet blijven hangen en wanneer je die plukt.” Ook de paar kruidnagelbomen die nu nog op het land staan, worden binnenkort ingeruild voor nootmuskaatbomen. Daar verdienen ze meer mee.